Hoe ontwikkelde zich het alimentatierecht de afgelopen 35 jaar? Als familie- en erfrechtadvocaat heb ik deze periode meegemaakt, en terugkijkend is er veel veranderd. In dit blog licht ik dit uitgebreid toe. Kort gezegd was ik getuige van de ontwikkeling van een levenslange onderhoudsplicht naar een meer eigentijdse verplichting.
Op 30 november a.s. ben ik 35 jaar advocaat. Ik wil dit jubileum niet stilletjes voorbij laten gaan. Daarom ga ik in een aantal blogs in op wat er de afgelopen 35 jaar veranderd is in het scheidingsrecht en erfrecht, 2 van mijn specialismen. Volg de blogs op mijn website of via LinkedIn.
Voor de duidelijkheid: de grondslag voor het betalen van partneralimentatie ligt in het huwelijk. De onderhoudsverplichting van gehuwden stopt niet direct na een echtscheiding. Deze solidariteitsgedachte is nog steeds, beperkt tot het huwelijk, in de wet opgenomen.
Toen ik in de jaren tachtig in de advocatuur begon, was er geen wettelijke termijn voor de duur van partneralimentatie. Uitgangspunt was een levenslange onderhoudsplicht. Ik herinner me uit die tijd een gesprek met een al wat oudere cliënt. Hij vertelde al bijna 20 jaar alimentatie te betalen voor zijn eerste vrouw, van wie hij na 7 jaar huwelijk was gescheiden. Wat mij bij bleef, was de berusting van deze man. Hij zag het als zijn plicht voor de moeder van zijn inmiddels volwassen kinderen te blijven zorgen.
Stoppen met werken
In de loop der jaren begon deze lotsverbondenheid wel wat te schuiven. Maar feit bleef dat er – vaak voor de vrouwen – sprake was van minder inkomen door het huwelijk. Zeker wanneer er kinderen kwamen, gingen vrouwen veelal minder werken of stopten helemaal. Na een echtscheiding liepen ze tegen een achterstand op de arbeidsmarkt aan en waren, door de zorg voor de kinderen, minder flexibel in het voorzien in eigen levensonderhoud. Dit vertaalde zich in de gedachte dat een alimentatieverplichting wel moest blijven bestaan, maar dat deze de functie kreeg van een compensatie voor geleden arbeidsverlies gedurende het huwelijk. Deze verplichting werd ook eindig.
Op 1 juli 1994 kwam namelijk de eerste wettelijke termijn voor de duur van partneralimentatie in de wet te staan, een duur van maximaal 12 jaar. Waren er uit het huwelijk geen kinderen geboren en had het huwelijk niet langer dan 5 jaar geduurd, dan was de duur van de alimentatieverplichting gelijk aan de duur van het huwelijk. De termijn van 12 jaar is gebaseerd op de gedachte dat kinderen die tijdens het huwelijk zijn geboren dan in ieder geval op de middelbare school zitten. De alimentatiegerechtigde heeft dan de handen vrij om te werken en in eigen levensonderhoud te voorzien.
In die tijd wezen zeker vrouwelijke rechters vrouwen er tijdens een alimentatiezitting op dat het verstandig was zich zo snel mogelijk te oriënteren op de arbeidsmarkt en zo zich nodig bij te scholen. Er was immers maar een periode van 12 jaar beschikbaar voor de opbouw naar volledige voorziening in eigen levensonderhoud. Ik herinner me een cliënte die zich hardop afvroeg of ze echt weer moest gaan werken. De rechter keek haar geïrriteerd aan en zei: ‘Waar denkt u dat ik mee bezig ben?’
Gelijke kansen
Maatschappelijk gezien is het inmiddels steeds meer geaccepteerd dat beide partners in eigen levensonderhoud voorzien. Gelijke kansen op de arbeidsmarkt voor mannen en vrouwen en een gelijke verdeling van zorg voor de kinderen is het uitgangspunt. Vanuit die gedachte is sinds 1 januari 2020 de wettelijke termijn voor het betalen van partneralimentatie gelijk aan de helft van de duur van het huwelijk met een maximum van 5 jaar. Er zijn 3 uitzonderingen op deze regel waarover je hier meer kunt lezen.